De uitbraak van de COVID-19 pandemie en de eerste besmetting in ons land op 13 maart 2020 dwong
tot maatregelen die beperkingen van de geldende mensenrechten met zich konden brengen. De in ons
land geldende mensenrechten zijn in hoofdstuk 5 van de Grondwet (hierna: “Gw”), het Internationaal
Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna: “IVBPR”) en het Amerikaans Verdrag van
de Rechten van de Mens (hierna: “AVRM”) vervat.
De Wetgever heeft op grond van artikel 72 aanhef, onder c Gw middels de Wet Uitzonderingstoestand
COVID-19 (hierna: “Noodwet”), voor de periode van 3 maanden de burgerlijke uitzonderingstoestand
afgekondigd, welke recent met een maand, tot 9 augustus 2020 is verlengd. In het geval van een
burgerlijke uitzonderingstoestand mag de Staat namelijk op grond van artikelen 23 Gw, 4 IVBPR en 27
AVRM bij wet maatregelen treffen die mensenrechten beperken, mits deze maatregelen voor een
bepaalde duur zijn, niet verder gaan en langer duren dan de toestand vereist, geen discriminatie
inhouden en geen opschorting inhouden van de volgende mensenrechten:
De Noodwet voorziet in maatregelen en voorzieningen t.b.v. de volksgezondheid en de financiering
daarvan. De gevolgen van de pandemie voor het rechtsverkeer zijn niet in de Noodwet meegenomen.
De Wet Elektronisch Rechtsverkeer, S.B. 2017, no. 86, (hierna: “WER”) voorziet sinds de
inwerkingtreding daarvan op 5 oktober 2017 reeds in enkele regels die toestaan dat aan een wettelijke
eis van schriftelijkheid wordt voldaan d.m.v. gebruik van een elektronische vorm ─ onder
omstandigheden mag dat zelfs wanneer de wet- of regelgeving uitdrukkelijk bepaalt dat de handeling
niet in elektronische vorm mag plaatsvinden of bepaalt dat het in een originele vorm dient te worden
gepresenteerd. De WER voorziet niet in gevallen waarin een notariële akte is vereist, het documenten
t.b.v. de verkrijging van een paspoort betreft, een origineel document met een handgeschreven
handtekening is vereist of een handeling in persoon is vereist.
De pandemie rechtvaardigt mijns inziens echter een regeling die vérgaand voorziet in een alternatieve
wijze van deelname aan het rechtsverkeer, door de inzet van moderne communicatiemiddelen. Naast
de pandemie noopt ook modernisering en efficiëntie dat wij zo veel als mogelijk moderne
communicatiemiddelen inzetten t.b.v. het rechtsverkeer. Wij leven namelijk in de tijd van globalisatie
en snakken naar een instroom van buitenlandse investeringen en inkomsten in vreemde valuta.
Gedacht kan worden aan regels die, zolang de burgerlijke uitzonderingstoestand voortduurt, in het
volgende voorzien:
Er kan verdere inspiratie worden gevonden in overleg met de betrokken beroepsgroepen en mogelijk
in de COVID-19 wetgeving van andere landen die tot dezelfde rechtsfamilie behoren als wij, waaronder
de Nederlandse Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid en de Nederlandse Verzamelspoedwet
COVID-19.
Een moderne impuls aan het rechtsverkeer komt zowel de bestrijding van het covid-19 virus als de
concurrentiepositie van ons land ten goede.
Paramaribo, 12 juli 2020
Mr. Monique Watchman, advocaat
mwatchman@naarendorp.com